top of page

DE SCHAAMTE VOORBIJ

 omdat niet elke regenboog eindigt in een pot met goud

Overgeleverd

Bizar. Gisteren had ik het gevoel alsof mijn denken uitgeschakeld was. Wat ik ook deed, ik kreeg het niet voor elkaar logische gedachten te vormen. Het beangstigde me want ik wist dat er wat zat maar ik kon het niet grijpen. De dagen ervoor was het alsof de letters op de bladzijde van een boek allemaal door elkaar heen gehusseld waren en ik er een logisch verhaal in moest zien te lezen en nu ineens was die pagina blanco, leek het wel. Mijn therapeut benoemde het als dat de aardlekschakelaar even omgeslagen was. Een soort beschermingsmechanisme om te voorkomen dat ik overbelast werd. Hij adviseerde me niks te forceren en rustig af te wachten.

Het klonk logisch maar was, opnieuw, ook best beangstigend want het voelde als een soort voorbode. Een stilte voor de storm en dan krijg ik de neiging me schrap te zetten. Maar goed, ik heb het gisteren naast me neer gelegd en ben andere dingen gaan doen.

Ik voelde me bekeken

Vanochtend tegen zes uur werd ik wakker uit een droom. Een speldenprik maar, één seconde en ik kon het niet terughalen. Later deze ochtend, toen ik aan de thee zat, was dezelfde speldenprik er weer. Het was het grote kleedhok van het zwembad waar ik vroeger als kind zwemles had.

Ik kon het niet direct plaatsen, behalve dan dat ik me daar als kind nooit wilde omkleden omdat ik me enorm ongemakkelijk en bekeken voelde tussen alle andere kinderen. Als het even kon, glipte ik liever naar de ‘grote mensen kleedhokjes’ waar ik geen pottenkijkers had. Ik dacht er even over na, want op zich was het eigenlijk best vreemd dat ik me als kind zo geneerde voor mijn lichaam. Andere kinderen hadden daar, voor zover ik daar iets van merkte, geen last van en bij ons thuis deed mijn vader altijd zijn uiterste best me voor te houden dat bloot heel normaal was. Dus waarom voelde ik me dan zo ongemakkelijk? Ik bedacht me dat het wellicht te maken had met mijn vader. Dat het een soort projectie was van het gevoel dat hij bij me opriep waardoor ik me per definitie ongemakkelijk voelde in mijn nakie.

Ooms die geen familie waren

Ik wilde de herinnering aan het omkleden als ik ging zwemmen eigenlijk al af doen als niet echt belangrijk, toen me te binnen schoot dat ik datzelfde gevoel ook had als we na de volleybal training moesten douchen. En toen die gedachte bovenkwam, kwam er ineens een naam in me op. De naam van mijn trainer. Mijn trainer die ook badmeester in het zwembad was en heel vaak bij ons thuis kwam omdat hij bevriend was met mijn vader. Mijn trainer die ik ‘oom’ noemde omdat me verteld was dat te doen.

Binnen een paar seconden had ik hem op Facebook gevonden en keek ik hem recht in zijn gezicht. Van het één op het andere moment snapte ik waarom ik na de volleybal training niet wilde douchen en me bij het zwemmen niet om wilde kleden in het grote kleedhok. Ik voelde me niet bekeken door andere kinderen, ik voelde me bekeken door hem!

Er kwamen meer namen boven van mannen die ik ‘oom’ noemde maar die in de verste verte geen familie waren. Eén van hen ‘beloonde’ me, wist ik plotseling weer. Hij had een broekzak vol los muntgeld en daar mocht ik in grabbelen. Dat leverde me, als ik goed mijn best deed, soms zomaar een rijksdaalder op.

Doodsangst

En toen drong tot me door dat het idee wat ik had, dat mijn vader me pas op mijn veertiende, nadat we verhuisd waren, begon ‘uit te lenen’ niet klopte. Al die ‘ooms’, had ik nl. al ver voor we verhuisden. Ik kon het ineens duidelijk plaatsen a.d.v. de herinneringen aan het omkleden als ik zwemles had, want toen was ik elf. Ergens was ik me er al bewust van sinds ik vorige week de drank- en drugs puzzelstukjes op zijn plaats had gelegd. Ik wist wel wat er met mij gebeurde tijdens die ‘feestjes’, maar duwde het weg omdat het een enorme paniek opriep.

De herinneringen aan al die ‘ooms’ haalt het nu boven. Want die ‘ooms’, die waren daarbij. Die ‘ooms’ waren, net als mijn vader, onder invloed van drank en drugs en genoten er mateloos van mij bang te maken. Tenminste, dat was het gevoel wat ik als kind had. Ze vonden het prachtig als ik probeerde los te komen omdat ik zo bang was klaar te komen. Ik haatte dat gevoel, dacht dat ik op een keer kapot zou gaan, uit elkaar zou ploffen of zo. Ik snapte er niks van, vond het vreselijk en stond doodsangsten uit, maar zij lachten erom. Ze hielden me gewoon vast, ik kon geen kant op. God, wat voelde ik me machteloos! Overgeleverd aan een groep volwassen mannen die ik ‘oom’ noemde.

Bizar. Gisteren had ik het gevoel alsof mijn denken uitgeschakeld was. Wat ik ook deed, ik kreeg het niet voor elkaar logische gedachten te vormen. Nu is het andersom. Wat ik ook doe, ik krijg het niet voor elkaar mijn denken uit te schakelen. De ene gedachte vloeit logischerwijs uit de andere voort.

bottom of page